Benny was born in 1949 and started reading Sri Aurobindo, Mother and Satprem in his early twenties. Originally from Holland, he has been living for many years in a remote valley in France, which inspired him to write poetry -in Dutch, his mother tongue- of which a selection is reproduced below. 

He arrived in Auroville in 1998 and readily found a place to work in the cheese farm 'La Ferme Cheese', which he is co-managing since 2009.

Benny's Poems

goudvis


ik had God kunnen zijn

een pad ook of een hermelijn

maar ik ben Dat

wat is en Dat wat niet is

anders ben ik niet

maar ik bedrieg en ken alleen

het mom dat ophoudt

bij een wieg, een steen,

zoals de kom voor deze goudvis heel

het universum is

vlucht

als in een toren, hoog en rank,

een omloop boven, daar de klank

al-een te horen, -uitzicht

halverwege op een plein

waar mensen gelijk mieren zijn,

niet wetend in hun zwaar gewicht

dat storm onder het wolkendak niet

bij de stilte kan van deze plek


mijn hart, ontketend van de grond,

onwetend wat in zwart

geschreven stond,

ontvlamde, in haar gloed

spande een boog:

een pijl ging lichtgevoet,

gevleugeld, bijna hoor ik hoe ze vloog:

een vogel die, één vleugelslag,

de hemel kliefde en je zag

nog hoe ze omkeek, zonder spoor ..

o liefde


geen vogel leek teruggekeerd

van deze hoogste vlucht waar ongedeerd

en in de zon een hemelblik verblijven kon


maar het geheim in zwart,

wie heeft het hier in

zonnelicht ontward


verloren sleutel, ergens boven

in een klucht waaronder snel

de hemellichten doven

beeld

in helder water, schittrend

in de zon, dat speels

zijn weg vindt uit de

lavende bron,

zoek ik mijn beeld


traag is het water en vertroebeld,

zo veel later in een stroom;

daar sta ik en gedwee

heb ik mijn droom

verankerd, voor

het wegstroomt in de zee

teugels

als slinger, met haar veerkracht,

tikt het leven weg;

gestoken aan een vinger, even,

of als gok gedijt het, tot het

trouw haar noodlot treft;

als keuze, spijt,

te snel beseft,

als leuze, pijnlijk blootgelegd,

als groei wordt het, na bloei

in graven bijgezet


als vleugels in hun vogelvlucht

met teugels zijn gevangen

in hun eigen lucht ...

spoor

het wentelt voort,

zwaar, moeizaam en

diep in een sleuf

gezogen; in de voor, met

welke botte kracht ervoor

treft het geen blaam,

het is niet moe, het

kijkt niet, weet niet hoe

het span ooit kan verbreken


wie staat op,

dwars op het spoor,

hoort met een ander oor?

de stilte is ondraaglijk en

het wiel verplettert almaar door

kracht

roerloos als een boom te staan, scherp

afgetekend; in de lucht zacht

mee met de wind te gaan, - een zucht; met

kracht zoals de storm heeft, zie hoe ver

zijn veerkracht meegeeft en dan, kaal,

zijn vrucht gegeven, - het laatste

herfstblad trilt nog even,

te verstillen, helemaal


dans

is dit een dans, dan

die van Shiva's

bloemenkrans voorbij

het sterrendak bewogen

als een vogeltrek


geen weifeling in

ogen waarin hemelen

gaan, glashelder

welt een zoete

traan, vergoten voor

een sterveling, geknakte

bloem, verduistering


in dans ontmoet,

wat is verloren?

groet het kind dat,

daar geboren, lacht

en het geheim dat

schitterend in zijn

zonne-ogen, wacht

herfstblad

wanneer jou de

levenskracht loslaat,

terug naar het zacht

pulserend hart gaat,

o herfstblad,

wees dan de boom, zie:

leven en dood, een

ritme zo groot en verlaat

de vergankelijke bladerenzoom


reik verder, herboren; jij zag,

hoog aan een nieuwe tak,

nooit nog tevoren

het eineindig wijd hemeldak

boom uit één zaad, hoe het

één blad vergaat ...